Mijn ogen gingen open en ik zag
bomen bladeren door het dakraam
Dit keer werd ik wakker
zonder die prachtige muziek van ons.
Ik keek opzij en zag je ogen
gevuld met tranen
Je moest het doen zei je
Je vond het helemaal niet leuk.
Ik voelde me oneindig minder mooi.
Ik werd nu boos, dat moest
Ik wilde ons niet kwijt
Wat moest ik zonder ons?
Naar huis in de trein was het weer koud zoals voorheen
Was ik weer overgeleverd aan vreemden.
Beter misschien dan mij
Maar jij, oh jij bleef hangen in mijn gedachten.
“Er komt wel weer een ander” zeiden ze,
maar zo makkelijk ging dat niet.
Je kaartjes, brieven, schrijfsels
Ik keek ze nog eens door, nu in een ander licht
Was jij te mooi voor mij? Was ik mezelf of niet?
De begrafenis van ons. Het is voorbij.
Verbrand, begraven in de tijd.
Ik dank je wel, en heb geen spijt.